Ontmoet de mensen in Cox’s Bazar, het grootste vluchtelingenkamp ter wereld

In het zuidoosten van Bangladesh ligt Cox's Bazar. Hier wonen ruim 1,2 miljoen Rohingya die gevlucht zijn voor de genocide in hun thuisland Myanmar. Achter dit duizelingwekkende aantal gaan persoonlijke verhalen schuil. Over angst en groot verdriet, maar ook over dromen en ambities. Maak kennis met Hamidur, Jubaira, Mohamed en Anowar.

© Reuters
Portretfoto van Hamidur, Cox's Bazar, Bangladesh
© Ruben Timman, Museum of Humanity

Hamidur (2015): ‘Later wil ik profvoetballer worden’

Een week geleden brak Hamidur zijn arm tijdens het voetballen. Sindsdien is hij rusteloos. Voetbal is zijn grootste passie, maar nu mag hij wekenlang niet spelen. In de kliniek van HOPE Foundation is zijn arm in het gips gezet. “Ik wil zo graag weer het veld op.”

Overdag gaat Hamidur naar school in het kamp. Hij zit in de vierde klas en leert het liefst Engels. Daarna rent hij normaal gesproken direct naar een stoffig veldje om met zijn vrienden te voetballen. Dat veldje is zijn uitlaatklep, zijn stukje vrijheid in een leven dat verder wordt begrensd door bamboe en golfplaat.

“Later wil ik profvoetballer worden,” zegt hij met glinsterende ogen. Zijn held is Mohamed Salah, de sterspeler van Liverpool. “Ik wil net als hij scoren, doelpunten maken.”

Hamidur moet wachten tot zijn arm genezen is om weer te kunnen spelen. Met de medische hulp van HOPE Foundation overwint hij ook deze tegenslag.

Portretfoto van Jubaira in Cox's Bazar, Bangladesh
© Ruben Timman, Museum of Humanity

Jubaira (2003): ‘Ik droom ervan om dokter of verpleegkundige te worden’

Jubaira verloor haar moeder in 2017 aan suikerziekte. Ze woont samen met haar vader, twee broers en vijf zussen. In het hutje waar ze nu woont, naait ze kleding, maar haar echte droom ligt ergens anders.

“Al sinds ik een kind was droom ik ervan om dokter of verpleegkundige te worden. Daarom ben ik zo blij dat ik als vrijwilliger in het ziekenhuis van HOPE Foundation kan meelopen. Nu nog vrijwillig, maar ik hoop er ooit mijn werk van te maken om mensen beter te maken.”

Zo biedt het ziekenhuis meer dan zorg – het geeft mensen hoop én een doel. Toch heeft Jubaira daar een dubbel gevoel bij. “In Myanmar zou ik deze kans nooit hebben gekregen, onder andere door gebrek aan onderwijs. Tegelijkertijd doet het pijn: hier mis ik mijn thuis, mijn familie… alles. Ooit hoop ik mensen in Myanmar te kunnen helpen.”

Jubaira woont in kamp 4 en moet soms uren lopen om andere familieleden in andere kampdelen te zien.

Portretfoto van Hamida in Cox's Bazar, Bangladesh
© Ruben Timman, Museum of Humanity

Hamida (1956): ‘In Myanmar had ik een goed leven’

“Ik voel me sterker sinds ik behandeld word in de kliniek van HOPE Foundation,” zegt Hamida, terwijl ze voorzichtig door de gang van het ziekenhuis loopt. Twee jaar geleden ontdekte de dokter dat ze diabetes heeft. Daardoor heeft ze vaak dorst, moet ze voortdurend plassen en voelt haar mond altijd droog. “Praten kost me erg veel moeite. Soms hap ik naar adem en kan ik bijna niet praten doordat ik zo hees ben.”

Vandaag komt Hamida speciaal naar het ziekenhuis voor bloedtesten en medicijnen. Ze draagt een felblauwe jurk die iets van haar vroegere levendigheid laat zien. Vaak denkt ze aan haar geliefde Myanmar en de hechte gemeenschap waarin ze woonde. “In Myanmar hadden we voldoende voedsel, land, vee en landbouw. Ik werkte als boerin keihard, maar had een goed leven. Hier in het kamp is aan alles een gebrek: schaarste bepaalt ons leven.”

Toch blijft Hamida volhouden. “Het ziekenhuis helpt me altijd, gratis en met respect. Dat geeft me kracht om door te gaan.”

Hamida woont in het kamp met haar man. Hun kinderen en andere familieleden belandden tijdens hun vlucht op andere plekken.

© all rights recieved

Anowar (1995): ‘Ik wil dat mijn kinderen onderwijs krijgen, maar ik maak me zorgen’

In kamp 4 woont Anowar met haar man en vier kinderen. Ze lijdt aan diabetes en hoge bloeddruk. “Ondanks dat geeft Allah me de kracht om voor mijn kinderen te zorgen,” vertelt ze in een overvol en dokter hutje – haar huis. Het ziekenhuis van HOPE Foundation staat op steenworpafstand. Anowar krijgt daar haar medicijnen en controles. Toch voelt ze zich meestal verdrietig.

Haar gedachten dwalen vaak af naar haar kinderen en hun toekomst. “Ik wil dat ze onderwijs krijgen, een normale plek in de samenleving, maar ik maak me zorgen. Wat gebeurt er met hen als wij hier zo blijven vastzitten? Waarom maakt de wereld zich niet druk om ons? Wij zijn net zo veel mens als mensen in Europa of Amerika. Toch? Hebben wij, de Rohingya, niet ook het recht op een toekomst in ons eigen land?”

Anowar woont sinds 2017 in het kamp. Voor haar is de nabijheid van het ziekenhuis en de voorzieningen de enige reden dat het leven hier nog enigszins draaglijk is.

Deze vier portretten zijn onderdeel van de tentoonstelling Echoes of Myanmar van het Museum of Humanity en zijn vanaf 15 oktober te zien in het Atrium in Den Haag.

Wil je meer doen? Help dan de HOPE Foundation en zorg dat Hamidur, Jubaira, Hamida en Anowar toegang houden tot medische zorg en mentale steun in Cox’s Bazar.


Stichting Vluchteling
English
sluit