Column Tineke Ceelen: ‘Grenscrisis’

In de dichte bossen van Polen dwalen honderden mensen. Vanuit Wit-Rusland werden ze de grens over geduwd, vaak zelfs letterlijk geslagen. Van 18-22 november bezocht onze directeur het grensgebied. Lees hieronder haar column.

Migrantentent op de grens van Wit-Rusland en Polen.
© TASS

De wind blaast dwars door mijn winterjas, en zelfs met de dikke trui, shirt en hemd eronder blijf ik maar net warm. Buiten is het een graad of 10, niet eens zo koud dus, zou je zeggen. De komende dagen valt er sneeuw, en duiken de nachttemperaturen diep onder nul.

Buiten, in het oudste bos van Europa, dwalen honderden mensen. Zij werden vanuit Wit-Rusland de grens over geduwd, vaak zelfs letterlijk geslagen, naar buurland Polen.

Buiten, in het oudste bos van Europa, dwalen honderden mensen. Zij werden vanuit Wit-Rusland de grens overgeduwd, vaak zelfs letterlijk geslagen, naar buurland Polen. Ingezet als pion in een naar machtsspel. Goedgelovig complete spaartegoeden van hele families bij elkaar gelegd, auto’s of huizen verkocht om genoeg geld te hebben voor die zogenaamd makkelijke reis naar een Europa waar de rode loper uitgerold zou zijn. De rode loper lag niet uit, en nu is het te laat. Wrede, niets ontziende Wit-Russische militairen dreigen zelfs baby’s te slaan, en jagen de mensen de grens naar Polen over. Polen wil hen niet hebben, onder geen beding. Zonder enige gene publiceert het land dagelijks het aantal mensen dat terug de grens naar Wit Rusland overgezet werd. Onwettig, en inhumaan.

Een eindeloos gepingpong met mensen. Daarom verstoppen zij zich in de uitgestrekte bossen, doodsbang opnieuw teruggestuurd te worden. Maar hoe overleef je wolven, moerassen, een gebrek aan eten en drinken, en bittere kou?

Een ervaren, doorgewinterde bioloog neemt ons mee het oerbos in, laat ons de gevaren van het woud zien. Buiten de gebaande paden, na een tijdje lopen, klimmen en klauteren over omgevallen bomen en dicht struikgewas, vinden we achtergelaten verpakkingen van Wit-Russische kaas en sigaretten. De echtgenote van de bioloog vertelt mij zachtjes, zodat haar man haar niet kan horen, dat hij soms ’s nachts huilend thuis komt. ‘Zo slecht zijn de mensen die hij vindt, verscholen onder het kreupelhout, eraan toe’.

Grensbewoners helpen met de moed der wanhoop

Grensbewoners helpen met de moed der wanhoop, met eigen geld, eigen auto, eigen voorraden. In weerwil van intimidatie en bedreigingen door leger, politie en bewapende paramilitairen.

Het is een wonder dat hij nog leeft

Een meisje, net geen tiener meer, schrijft met een grote zwarte stift het telefoonnummer van een advocaat op haar arm voor ze met droge kleren, nieuwe schoenen en thermosflessen warme soep in de auto stapt, in het donker, op zoek naar mensen in grote nood, in die uitgestrekte bossen op de grens Polen – Wit-Rusland.

22-jarige Zana uit Irak ligt in het ziekenhuis. ‘Het is een wonder dat hij nog leeft’, vertelt de behandelende arts hoofdschuddend, ‘hij was er heel slecht aan toe toen hij binnenkwam’. Zana zat twee dagen vast in het moeras. Drijfnat, onderkoeld, uitgedroogd en uitgeput kroop hij uiteindelijk op handen op voeten naar een weg toe, waar hij net op tijd werd gevonden. Een 35-jarige man uit Jemen was minder fortuinlijk, hij vond de dood in het Poolse bos. We staan zwijgend naast zijn kist, als dorpsbewoners de man een laatste groet brengen, voor hij begraven wordt op het plaatselijke kerkhof, samen met zijn dromen over een nieuwe toekomst, in een veilig land.


Tineke Ceelen

Directeur Stichting Vluchteling


Stichting Vluchteling
English
sluit