Dag 3: Éen voor een staan de berooide Venezolanen op en vertellen hun relaas

 
 
 
Cúcuta, 23 mei 2018
 
Het Mariabeeld naast het altaar verspringt elke paar seconden van kleur, eerst is ze pimpelpaars, om daarna via gifgroen in hemelsblauw te veranderen. De priester opent de ramen van de kerk, en zet de plafondventilatoren aan, maar het blijft snikheet in Gods huis waar een twintigtal vrouwen, mannen en kinderen uit Venezuela zich verzameld hebben om met ons te praten. We zeulen heel oneerbiedig de kerkbanken heen en weer, tot we in een grote ronde kring zitten.
 
Eén voor een staan de berooide Venezolanen op en vertellen hun relaas. Stuk voor stuk verhalen van een razendrappe ineenstorting van de levens van gewone middenklasse mensen, als u en ik. Verhalen van diepe wanhoop en verdriet. Verhalen van verlies van bezit en toekomst. ‘In het ziekenhuis kreeg ik een lijst medicijnen die ik moest gaan kopen’, vertelt de zieke Tania, ‘maar die spullen zíjn nergens meer te koop in Venezuela, als je er al geld voor had dan’, verzucht de vrouw. Johan vult aan dat hij zijn doodzieke vrouw naar het ziekenhuis droeg, maar daar konden ze haar niet redden, door een totaal gebrek aan medicijnen en medische hulpmiddelen. Ze stierf een onnodige dood, verzekert een verbeten Johan ons.
Autistisch tienermeisje Nangelina heeft één strakke boodschap voor ons: ‘ik wil naar school en leren, maar dat mag ik hier niet’.
 
Ik moet moeite doen, eerlijk gezegd heel veel moeite doen, zelf niet mee te gaan huilen met het dwars door de ziel snijdende verhaal van een jonge aanstaande vader. Zijn vrouw is hoogzwanger, de baby kan elk moment komen. De man bijt op zijn lip, slikt, veegt zijn voorhoofd af. Ik zie dat hij zichzelf maant tot kalmte. Tevergeefs. Hij rilt van top tot teen, huilt met diepe, donkere snikken, de tranen stromen over zijn wangen. Af en toe rolt er een op de kerkvloer. ‘Ik heb echt alles geprobeerd’, snikt hij. ‘we eten alleen af en toe wat bananen, we hebben niks voor de baby, geen kleren, geen bedje, geen flesje, niets. Mijn vrouw moet vitamines slikken maar daarvoor hebben we geen geld’. En geen arts of vroedvrouw heeft naar de vrouw gekeken de afgelopen maanden. ‘Ik ben bang voor mijn vrouw en kindje’, snikt de man wanhopig verder. Andere toehoorders in de kerk barsten in huilen uit, ook de priester houdt het niet droog.
 
Wij besluiten ter plekke tot de instelling van een klein acute-nood-fonds voor dit soort zaken en sturen het jonge stel linea recta naar het ziekenhuis en een babyzaak, beseffende dat er behalve dit stel nog vele vele Venezolanen meer in hele vergelijkbare  wanhopige omstandigheden zitten.
 
Ik word 100 keer wakker, die nacht, met het hartverscheurende gesnik van de jonge man in mijn hoofd.