Metershoge vlammen, vele tinten roodgekleurde lucht en dikke pakken pikzwarte rookwolken. Angstige mensen met hun kinderen in hun armen en wat schamele bezittingen op hun rug, rennend voor het vuur. Het zijn indrukwekkende foto’s van de enorme brand in een van de grootste vluchtelingenkampen ter wereld, Cox’s Bazar in Bangladesh. Een ontplofte gasfles veroorzaakte dit inferno. In een mum van tijd werden zo’n 45.000 mensen dakloos. Mensen die tóch al zo goed als niets hadden. Zeker 15 Rohingya vluchtelingen uit het naburige Myanmar kwamen om het leven. Honderden anderen worden vermist. Vluchten was zo goed als onmogelijk, door het hek van prikkeldraad, bedoeld om de vluchtelingen in het kamp te houden. Daardoor duurde het ook pijnlijk lang voor de brandweer met blussen kon beginnen.
Verlies, trauma, verdriet, pijn. Opnieuw.
Het zijn altijd de allerarmsten, de allerkwetsbaarsten die het hardst getroffen worden. Onder de dodelijke slachtoffers zijn kleine kinderen en ouden van dagen te betreuren. Zij konden nergens heen.
Ik was in Cox’s Bazar, in de nazomer van 2017, toen de Rohingya met vele duizenden de grensrivier overstaken, op zoek naar veiligheid in Bangladesh. De toen 17-jarige Tosminana en haar jongere zusje overleefden het geweld van het leger van Myanmar, tegen de kleine, zwaar gediscrimineerde Moslimminderheid. Ze sloegen op de vlucht, op blote voeten. ‘Ik zag ons dorp branden’, vertelde ze huilend.
Mijn gedachten gaan uit naar deze meisjes, in de hoop dat zij niet opnieuw alles verloren. Het vuur van 22 maart moet diep traumatische herinneringen oproepen aan de brandende dorpen, thuis in Myanmar.
Onze collega’s in Cox’s Bazar zijn direct aan de slag gegaan. Kinderen die hun ouders kwijtraakten vangen we op, terwijl we zoeken naar hun vader en moeder. We delen spullen uit aan hen die letterlijk niets meer hebben. Tandpasta, een handdoek, een emmer of een pakket om een nieuw provisorisch onderkomen te bouwen. Ook moeten we zorgen voor voedsel en drinkwater en als de drommel nieuwe latrines en douches aanleggen. En natuurlijk vangen we hen liefdevol op, met een luisterend en begripvol oor, voor wie dat maar nodig is. Geen mens kan zoveel ellende alleen dragen.
Tineke Ceelen
Directeur Stichting Vluchteling