Rond ons huis in Maroua, in het noorden van Kameroen, stonden hoge muren. Aan de bovenkant waren die voorzien van glasscherven om het lastig te maken eroverheen te klimmen. We hadden een satelliettelefoon in huis, een safe room, waar we ons zouden kunnen opsluiten mochten we toch ongewenst bezoek krijgen en ’s nachts waren er twee, hard snurkende, bewakers. De hond, Woefwoef, een vals kreng dat nog discrimineerde ook, completeerde ons arsenaal maatregelen om uit handen van geteisem te blijven. Ook hield ik mij heel strikt aan allerlei zelf opgelegde regels, zoals nóóit stoppen voor de toegangspoort in het donker. Als de bewakers de poorten niet geopend hadden als ik toeterend de straat in kwam rijden, dan reed ik door, om vervolgens met de chef van het beveiligingsbedrijf terug te komen. De keren dat dit gebeurde waren de bewakers diep in slaap en was er in geen velden of wegen onraad te bekennen. Hetgeen overigens niet betekent dat het veilig was in Maroua, één van mijn voorgangers werd neergeschoten, vóór de poort van zijn huis.
We hadden een satelliettelefoon in huis, een safe room, waar we ons zouden kunnen opsluiten mochten we toch ongewenst bezoek krijgen en ’s nachts waren er twee, hard snurkende, bewakers.
Eenmaal terug in Nederland kocht ik een fijn rijtjeshuis in de bollenstreek. Dat huis had echter één groot probleem. Voor mijn gevoel sliep ik op straat. Je kon er, in mijn beleving, zo binnenlopen. Een paar lullige sloten op de deur en een buitenlamp die ik tot verbijstering van de buren de hele nacht liet branden. Ik deed geen oog dicht, verwachtte elk moment inbrekers. Mijn tuin was een maand later dan ook de enige met een hek eromheen. Even overwoog ik nog glasscherven er bovenop te lijmen maar daar zag ik, met moeite, vanaf. Vermoedelijk zouden de buren die Afrikaanse beveiligingsmethodes niet hebben kunnen waarderen.
Mijn tuin was een maand later dan ook de enige met een hek eromheen.
Inmiddels werken we door de coronapandemie nu meer dan drie maanden vanuit huis. Ik liet vrijwel niemand binnen, en behalve één keer per week naar de supermarkt, ging ik nergens naar toe. In de plaatselijke Lidl wapende ik mij met handschoenen en een fles ontsmettingsmiddel. Het voelde veilig.
Sinds kort, nu ook de Nederlandse overheid langzaam de teugels laat vieren, snuffel ik behoedzaam weer aan een grotere wereld. En net als toen, toen ik in dat nieuwe huis trok waar niets beveiligd leek, kost het me moeite om mezelf de vrijheid te gunnen.
Vrijdag was ik voor het eerst weer op kantoor. Een verademing om onze collega’s weer te zien, weer grapjes te maken over de vlekken in de vloerbedekking en al knorrend de stoelen, als vanouds, terug rond de vergadertafels te schuiven. Het is een verrijking het ‘live’ met elkaar oneens te kunnen zijn en te kunnen overleggen terwijl je aan iemands lichaamstaal ziet wat ie denkt.
Vrijdag was ik voor het eerst weer op kantoor. Een verademing om onze collega’s weer te zien, weer grapjes te maken over de vlekken in de vloerbedekking en al knorrend de stoelen, als vanouds, terug rond de vergadertafels te schuiven.
En toch. Ik voel dezelfde onrust en alertheid als toen, toen er geen muren met glasscherven waren rond mijn Nederlandse tuin. Nu zie ik mij geconfronteerd met een lift van één vierkante meter die al die collega’s naar boven moet hijsen. Ik lees in de kranten over een tweede golf corona, ernstige complicaties voor mensen van een zekere leeftijd en aerosolen, ieniemienie coronadeeltjes waar je niets tegen kunt doen. Net als toen ik terugkwam uit Afrika en altijd onraad vermoedde, zie ik nu overal potentiele infectiebronnen.
De keus voor maatregelen die je leven beschermen door vrijheden in te leveren, is, ik constateer, veel makkelijker dan onbevangen terug te keren naar de vrijheid. Maakt niet uit wat de kranten schrijven of het RIVM zegt. Mij krijg je voorlopig met geen 10 paarden het vliegtuig in.
Maakt niet uit wat de kranten schrijven of het RIVM zegt. Mij krijg je voorlopig met geen 10 paarden het vliegtuig in.