Waarom wij, Rohingya-vluchtelingen, ons leven riskeren op zee

Dit artikel is geschreven door Mohammed Arfaat en oorspronkelijk op 1 mei 2020 gepubliceerd door The New Humanitarian, een persbureau gespecialiseerd in het melden van humanitaire crises. Lees het Engelstalige artikel hier. The New Humanitarian is niet verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van deze vertaling.

ik heb mijn leven twee keer in handen van smokkelaars en mensenhandelaren gelegd en ben twee keer veilig aangekomen. Degenen die vandaag de dag nog steeds op zee verloren zijn, kunnen zich niet uitspreken.

Ik weet waarom wanhopige mensen hun leven riskeren op gevaarlijke smokkelroutes: ik was een van hen.

Zoals velen hier in de Rohingya-vluchtelingenkampen in Bangladesh, heb ik met afgrijzen toegekeken hoe zich een nieuwe mensenhandelcrisis ontvouwt in de Golf van Bengalen. Organisaties zeggen dat minstens twee boten, gevuld met honderden Rohingya, al weken op zee ronddobberden. De regering in Maleisië, hun bestemming, staat hen niet toe aan te meren. Bangladesh, waar ze vandaan kwamen, staat hen misschien niet toe om terug te keren.

Vanwege de vrees voor het coronavirus keren regeringen deze boten de rug toe, in plaats van ze een veilige haven te bieden. In april kwam in Bangladesh een boot aan land; overlevenden zeiden dat tientallen aan boord omgekomen waren, nadat hun schip was teruggekeerd uit Maleisië. Honderden levens lopen gevaar: Rohingya-vrouwen, -mannen en -kinderen, allemaal met een gezin en een verhaal, net als ik.

"Mensen worden teruggeduwd naar open zee en achtergelaten om te sterven."

In 2012 woonde ik als student in mijn voorouderlijk huis in de noordelijke staat Rakhine, Myanmar. We leefden met grote beperkingen, waardoor het voelde alsof ik geboren was in een leven van barrières en discriminatie. We konden ons niet vrij bewegen. Ik kon niet eens een vriend in een naburig dorp bezoeken zonder een toestemmingsbrief van de autoriteiten, die ons bij elk verzoek zouden ondervragen. Zelfs om te trouwen, moesten we toestemming vragen aan lokale ambtenaren.

Velen van ons konden geen opleiding volgen. Ik was een van de gelukkigen. Maar op school was ik in de ogen van mijn leraren nooit gelijk. Andere studenten gaven racistische opmerkingen. Ik was het zat om ernaar te luisteren. De Rohingya en onze buren, het Rakhine-volk, hebben zo hun verschillen, maar ik vroeg me af waarom er zo weinig respect was tussen twee gemeenschappen die generaties lang naast elkaar hebben geleefd.

Ik bereikte mijn dieptepunt in 2012, toen een golf van gewelddadige conflicten uitbrak in onze gemeenschappen. Meer dan 100.000 mensen, velen van hen Rohingya, werden in kampen gedwongen; in andere delen van de staat. De beperkingen voor ons, Rohingya, werden nog strenger. Scholen werden gesloten. Na jaren studeren kon ik mijn eindexamen niet afleggen. Ik was zeventien en stond op het punt af te studeren. Ineens had ik het gevoel dat er in mijn eigen land helemaal geen toekomst meer was. Ik wist dat ik niet in Myanmar kon blijven. Dus besloot ik te vertrekken.

Maar er zijn geen stages, geen arbeidsbemiddelingsregelingen, geen studieprogramma's in het buitenland voor mensen zoals ik. In een land waar mijn burgerschap wordt geweigerd, had ik niet eens een paspoort. Daarom kwam ik in contact met een smokkelaar, die me vertelde dat hij een plek wist waar ik in vrede kon leven. Hij zei dat ik vrij zou zijn om te verhuizen naar waar ik maar wilde, mijn opleiding zou kunnen voortzetten en mijn carrièredoelen zou kunnen bereiken. Hij vertelde me dat hij me tegen een prijs naar India kon brengen.

Ik was doodsbang en in de war. Ik wist niet of ik hem moest geloven. Ik huilde en huilde, maar ik kon het niet helpen om te denken dat zo'n plek toch wel moest bestaan.Dat is waarom ik weg ben gegaan.

In juli van dat jaar betaalde ik de smokkelaar om me vanuit Myanmar, drie dagen lang de bergen over, naar het naburige Bangladesh te brengen. Van daaruit reden we nog zes dagen door naar India. We liepen, namen bussen of verstopten ons zodat we niet gepakt zouden worden. Elke keer dat ik iemand zag, die er als een politieagent of een soldaat uitzag, werd ik doodsbang.

Ik zou meer dan zes jaar in India doorbrengen. Het was niet makkelijk, maar vergeleken met de beperkingen in Myanmar had ik eindelijk de kans om te leven. Ik ging terug naar school en studeerde af; vond een baan bij een lokale NGO, waar ik hielp met vertalingen over gezondheids- en onderwijskwesties voor andere Rohingya - mensen zoals ik.

Terwijl ik mezelf ontplooide, werd het erger voor mijn gezin thuis in de staat Rakhine. In augustus 2017 rukte het leger van Myanmar door de noordelijke dorpen, waaronder mijn huis in Maungdaw. Hierdoor werden zo'n 700.000 Rohingya gedwongen naar Bangladesh te vluchten; over dezelfde bergen die ik vijf jaar eerder al doorkruiste. Mijn moeder was een van de overlevenden van deze genocide. Tegelijkertijd nam de anti-Rohingya-retoriek in India toe; Ik voelde dat de situatie daar ook voor vluchtelingen verslechterde. Dus pakte ik mijn leven in en vertrok; opnieuw vertrouwend op een smokkelaar. Zo kon ik me herenigen met mijn moeder en de rest van mijn familie in de kampen van Bangladesh.

Ik heb geluk gehad: ik heb mijn leven twee keer in handen van smokkelaars en mensenhandelaren gelegd en ben twee keer veilig aangekomen. Degenen die vandaag de dag nog steeds op zee verloren zijn, kunnen zich niet uitspreken.

Dit is niet de eerste keer dat mensenhandel mijn gemeenschap bedreigt. In 2015 strandden duizenden Rohingya en Bengalezen ook nadat mensenhandelaren hen op zee in de steek lieten. Op het hoogtepunt van de crisis maakten tienduizenden mensen jaarlijks de gevaarlijke reis per zee, over de Golf van Bengalen. Minstens één op de 69 mensen die deze reis probeerden te maken, is omgekomen, schat de VN. Ondanks dat ze de risico's kennen, springen mensen op deze boten.

Wanneer zal dit eindigen? Hoe lang zal de wereld toekijken terwijl andere mensen op deze vreselijke manier sterven? Hebben we niet het recht om op het land te wonen?

Mijn verzoek aan wereldleiders en beleidsmakers is om ons Rohingya te zien als uw broeders en zusters. We hebben hulp nodig, wat ook geldt voor de honderden Rohingya die nog steeds op zee ronddrijven. De hele internationale gemeenschap is verantwoordelijk voor mensenhandel. Alle mensen verdienen bescherming, ongeacht hun staatsburgerschap.

In Myanmar leven wij Rohingya als vogels die in kooien worden gehouden - blind en doof voor de buitenwereld. In Bangladesh zijn we dankbaar dat we veilig zijn, maar overleven we in kwetsbare tenten en op humanitaire rantsoenen; dit kan niet voor altijd onze thuis zijn. Onze mensen willen niets liever dan vrij zijn.

Daarom zijn we bereid om alles te proberen om een beter leven te vinden - ongeacht het risico. We hebben niets meer te verliezen.


Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd door The New Humanitarian, een persbureau gespecialiseerd in het melden van humanitaire crises. Lees het originele Engelstalige artikel hier. The New Humanitarian is niet verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van deze vertaling.

Crisis in Myanmar & Bangladesh

In Myanmar zorgen instabiliteit en interne conflicten voor grote groepen vluchtelingen en ontheemden. Onderdrukking van etnische groepen, zoals de Rohingya, is toegenomen. Zij hebben geen staatsburgerschap, geen rechten en krijgen in alle opzichten restricties opgelegd. De spanningen tussen de Rakhine bevolking en Rohingya laaiden in 2012 op met enkele forse geweldsuitbarstingen, resulterend in ruim 140.000 ontheemden, merendeels Rohingya. Sinds 2017 zijn door toename van geweld en onderdrukking ruim 742.000+ Rohingya gevlucht uit deelstaat Rakhine naar buurland Bangladesh, op zoek naar veiligheid. Humanitaire hulp is ook vandaag de dag hard nodig. Stichting Vluchteling en partnerorganisatie IRC bieden noodhulp in Myanmar en in de overvolle vluchtelingenkampen in Cox’s Bazar, Bangladesh.