Deze week zijn wij in het noorden van Irak om de Jezidi’s te ontmoeten die door IS jarenlang zijn ontvoerd, mishandeld en misbruikt. In dit derde verslag spreekt Tineke Ceelen met Samira. Lees hieronder haar verhaal.
De 17-jarige Samira heeft een amateuristische tatoeage op haar arm. Nieuwsgierig vraag ik haar wat er staat. De reactie van het kleine tengere meisje is schokkend: ‘it says, rest in peace my dear Ali’. Om Samira’s hals hangt een kettinkje met dezelfde naam. Ali blijkt de oudere broer van Samira. Als hij nog leeft, is hij nu 23 jaar. Maar veel hoop dat Ali nog onder ons is, is er niet. In 2014 werd hij, met zijn hele familie, door IS ontvoerd, en later gescheiden van zijn verwanten.
Heel waarschijnlijk ligt Ali ergens naamloos, in een massagraf in de Sinjar.
Samira was een van de duizenden slavinnen van IS. Haar eerste ‘eigenaar’ vond haar te jong, maar zegde toe snel terug te zullen komen om Samira te verkrachten en daarna cadeau te doen aan vrienden.
Khanke, 11 juli 2019. Samira (17 jaar) laat haar tatoeage zien aan Tineke Ceelen. Er staat 'Rust zacht mijn lieve Ali.
De verhalen van de vrouwen die terugkwamen uit IS-gevangenschap zijn zó zwaar dat het moeite kost te blijven luisteren. Je hart breekt in duizenden kleine stukjes, bij elk nieuw wreed detail. Farida en Fati, beiden jong en onbetaald, werken voor de lokale hulporganisatie Yazda. Wij steunen Yazda met een mobiele kliniek, en geld voor de eerste opvang van vrijgekomen IS-gevangenen. Farida en Fati luisteren elke dag naar de verschrikkelijke verhalen van de teruggekeerde vrouwen, kinderen en mannen.
Farida en Fati staan de slachtoffers van IS bij, met een luisterend oor, raad, maar weinig daad. Want daar is simpelweg geen geld voor, net zo min als voor een salaris voor de beide vrouwen.
‘s Middags komt Barfi langs met haar twee zoontjes. Ik ontmoette Barfi in maart, toen ze nét enkele dagen daarvoor vrijgekomen was na vijf jaar gevangenschap. Haar zoontjes spraken Russisch, de taal van hun ‘eigenaar’ en gedroegen zich naar zijn voorbeeld. Barfi was een gebroken vrouw. De Barfi die nu binnen komt kijkt me open aan en glimlacht. Jagger, het oudste zoontje, wijkt geen moment van Barfi’s zijde. ‘Hij is nog steeds heel erg bang’, onderschrijft zijn moeder. Djan, de jongste, is nog altijd onhandelbaar. Djan giet cola over de bureaus, smijt met pennen, bijt mij in mijn nek en schopt zijn moeder. ‘Wordt dit ooit weer een normaal kind?’, vraag ik me af. Farida en Fati geven Barfi tassenvol toiletartikelen en voedsel, en ondertussen praten ze met haar. Voorzichtig tasten ze af waar Barfi hulp voor nodig heeft.
Ik ben trots op de professionele maar diep betrokken aanpak van Farida en Fati, en gepijnigd dat wij, de internationale gemeenschap, de Jezidische Barfi’s, Samira’s, Farida’s en Fati’s zó schaamteloos in de steek gelaten hebben. - Tineke Ceelen