Dildar voert het woord, terwijl hij zijn magere beentjes wild heen en weer zwaait onder zijn stoel en rusteloos met zijn vingers trommelt. De tiener vertelt hoe de jongetjes van hun ouders gescheiden werden: ‘It was very, very hard’. Hij slikt bij de herinnering aan dit gruwelijke moment. Dilbar was 5, toen dit gebeurde. De broertjes zagen hun ouders, beide zusjes, en derde broertje, nooit meer.
Een groep van zo’n 25 Yezidi jongens ging van de ene naar de andere plek in Irak en Syrië. Ze moesten voor zichzelf zorgen. Wassen, koken, schoonmaken, de Koran bestuderen, Arabisch leren. ‘Als we niet goed genoeg geleerd hadden sloegen ze ons met een stuk tuinslang’, vertelt Dildar met gebogen hoofd. ‘Ze behandelden ons niet goed’, voegt hij met gevoel voor understatement toe. De IS strijders die verantwoordelijk voor de jongens hielden hen regelmatig voor dat zij getraind zouden worden om voor de Islamitische Staat ‘ongelovigen te doden’.
Eén keer per dag kregen de jongens linzen te eten, sinds augustus 2014. En soms ook helemaal niets. Door het gebrek aan hygiene kreeg Dilbar, de jongste, leishmaniasis. Zijn voorhoofd en wang zijn getekend door diepe littekens van de wonden die de parasiet veroorzaakte. Dilbar geeuwt, zoals hij het hele gesprek door zal doen, alsof hij dood- en doodmoe is.
Uiteindelijk kwamen de broertjes in Baghuz terecht, het laatste IS bolwerk. Daar werden de jongens uiteindelijk alleen gelaten. In een zelf gegraven gat in de grond, bang door kogels of bommen geraakt te worden, wachtten zij af. In de kou, de regen, zonder dekens, droge kleding of eten. Twee weken geleden zagen Dildar en Dilbar hun kans schoon, met een groep burgers liepen ze Baghuz uit. Tien dagen later werden de jongens herenigd met hun oom die nog altijd niet kan geloven dat zijn neefjes nog leven en weer thuis zijn.
Dildar en Dilbar helpen? Steun de Syrische vluchtelingen hier.