Buea-stad
Ik haal opgelucht adem als we door de laatste controlepost van een klein legertje zwaar bewapende en agressief ogende militairen Buea-stad weer binnenrijden. Vanochtend waren we bij een distributie van ‘dignitykits’, weer zo’n mal woord door onze sector verzonnen: een ‘waardigheidsset’ voor een emmer met een handdoek, maandverband, ondergoed, zeep en een zaklamp. De vrouwen die de emmers krijgen, zijn dolblij: zij werden ‘s nachts in hun slaap overvallen door geweld van het nationale leger, op zoek naar separatisten die een eigen land voorstaan, Ambazonia. De huizen van de vrouwen gingen in vlammen op, ze sloegen met niks op de vlucht.
We besluiten dat we die uitgebrande dorpen willen zien en rijden naar Kumba, een stad anderhalf uur rijden verderop. Hier moeten grote groepen mensen op de vlucht in bittere armoede zien te overleven. We zijn nog geen half uur op weg als we door het eerste dorp komen. Er is niemand, geen levende ziel te bekennen, het dorp is volledig verlaten. Huizen en auto’s zijn uitgebrand. Het tropisch regenwoud begint het dorp over te nemen, wrakken en ruïnes raken overwoekerd. ‘Als er niemand is’, waarschuwt een collega, ‘dan betekent het dat er recent incidenten zijn geweest.’ Er wordt vaak gevochten op deze weg, door het leger en de separatisten. (Tekst gaat verder onder de foto.)
Veel dorpen in regio west zijn volledig uitgebrand door de strijdende partijen in het gebied. De bewoners die het oorlogsgeweld hebben overleefd zijn de jungle in gevlucht. Slechts hier en daar zijn er nog wat achterblijvers.
Foto's: Eddy van Wessel
Vrijwel geen enkel dorp onderweg is nog bewoond, de bewoners van al deze dorpen zijn massaal op de vlucht geslagen. Soms zien we sporen van vers geweld, en heel af en toe wat mensen die even poolshoogte komen nemen in hun huis. Ze willen weten of ze nog een huis hebben, en als het even kan wat van hun schamele bezittingen redden.
De 32-jarige Violet huilt. De tranen stromen over haar wangen als ze snikkend vertelt over de tragische dood van haar opa. ‘Hij was niet snel genoeg’, legt de jonge moeder uit. De familie werd ‘s nachts wakker. Het dorp stond in lichterlaaie, er werd gevochten. ‘We hoorden allemaal geweerschoten.’ Opa verbrandde levend in hun houten huis. De hoogzwangere Violet vluchtte de bossen in en beviel daar van haar dochtertje dat ze Miracel heeft genoemd. De baby hoest lelijk, maar er is geen arts beschikbaar, zeker niet voor moeders als Violet die geen cent hebben. In het bos zijn de huizen, of eigenlijk plaggenhutten, niet waterdicht. Het drinkwater is troebel. De mensen hebben niks en zijn bovenal bang, voor het leger én voor de Ambaboys.
Een grootvader bezoekt met zijn kleinzoon het uitgebrande dorp in het westen van Kameroen waar zij eens woonden. Hij is met zijn familie het bos in gevlucht door aanhouden geweld tussen militairen en separatisten die hun eigen staat Ambazonia willen oprichten. Foto's: Eddy van Wessel
‘We moeten weg’, manen onze collega’s ons tot haast. De weg terug naar Buea kan flink gevaarlijk zijn, mochten we onverhoopt op leger of separatisten stuiten, of, nog erger, op beiden. Hoe dan ook moeten we vóór het donker terug zijn in ons hotel.
Ergens halverwege zie ik in een verlaten dorp een oude man vol ongeloof naar, ik vermoed, zijn volledig verwoeste huis kijken. Ik wil me niet indenken hoe dat moet voelen, in je laatste levensfase, dat doet veel te zeer.