“Begin dit jaar ben ik uit Leer gevlucht, omdat mannen het dorp aanvielen. Iedereen rende weg. In de chaos raakte ik mijn moeder en twee zusjes kwijt. Ik rende met mijn jongste zusje de andere kant op. Bij de rivier vond ik mensen met een kano, die ons naar Nyal brachten. Van daaruit heb ik mijn eigen weg gevonden, en verblijven mijn zusje en ik bij een gastfamilie in de buurt van Knunor.
Een man probeerde mij tegen de grond te werken. Hij sloeg me, maar ik beet hem en vocht terug. Daarna ben ik meteen naar de politie gegaan, ik trilde van angst en moest heel erg huilen. De politie zei dat het niet mijn schuld was en de wet aan mijn kant stond. Maar volgens mij hebben ze hem nooit proberen te vinden. Dus loopt hij nog vrij rond.
Er is een vrouw die als caseworker werkt bij het mobiele team van Stichting Vluchteling. Aan mannen kan ik mijn verhaal niet vertellen, maar wel aan haar. Mijn caseworker zegt dat ik iedere paar weken, wanneer het team weer terugkomt, naar het Child Protection Program moet komen. Op die manier kunnen ze mij helpen.
Als ik de caseworker niet had gehad, had ik niet geweten wat te doen. Zij is als enige wel aardig voor me. Zij gaf mij geld om slippers te kopen, want ik had niks aan mijn voeten. Anderen praten niet tegen me, maar zij wel. Daardoor voel ik mij hier een beetje veiliger.”