Door: Valeska Hovener, Stichting Vluchteling
Vanuit een lawaaiige helikopter komen de uitgestreken moerrassen van Zuid-Soedan ons tegemoet. Op de enige vaste vlakte, die ook als onze landingsbaan dient, is door het World Food Program (WFP) even daarvoor voedsel gedropt vanuit de lucht. Een grote menigte heeft zich voor de gelegenheid op het veld verzameld. Als we uitstappen beginnen plots alleen de vrouwen te rennen; jubelend en met hoge kreten stormen ze op de voedselpakketten af.
Samen met een collega zijn we namens Stichting Vluchteling in Nyal, een zeer afgelegen plaatsje in het zuidelijke puntje van de deelstaat Unity. De plek is alleen toegankelijk vanuit de lucht, wat het heel lastig en duur maakt om eten en andere levensmiddelen het gebied in te krijgen. Daarnaast wordt Zuid-Soedan ook nog eens geteisterd door mislukte oogsten, een ingestorte economie, oorlog en conflict. Met als gevolg dat driehonderdduizend kinderen ernstig zijn ondervoed en op het randje van de dood balanceren.
Ook de burgeroorlog heeft diepe sporen achtergelaten. Bijna twee miljoen mensen zijn op de vlucht, de grens over of in eigen land. Veel families en gezinnen zijn uit elkaar gerukt. “Mannen kwamen mijn huis binnen in Leer, in de chaos raakte ik mijn moeder en twee zusjes kwijt,” zegt Tapitha. Het meisje is nog maar vijftien jaar en zit tegenover me op een stoel. Ze is zichtbaar aangeslagen, maar vertelt dapper door. Over haar aanranding, dat ze slecht wordt behandeld door het gastgezin waar ze verblijft en haar verdriet om het verlies van haar moeder. “Ik vertel je dit, zodat de wereld weet wat hier gebeurt,” zegt ze. Ik voel erg met haar mee.
De vlucht van Tapitha is slechts een van de vele getuigenverslagen. Allemaal zijn ze even schrijnend. Allemaal spreken ze van buitensporig geweld, ziektes en dood in de moerassen en het kwijtraken van naasten. Ze is een van de duizenden ontheemden die in de omgeving van Nyal zijn gestrand.
Om deze mensen te bereiken, trekken onze mobiele noodhulpteams de dorpen in. Ze bieden medische zorg, traumabegeleiding, helpen zwangere vrouwen, moeders en ondervoede kinderen en verwijzen de meeste kwetsbare patiëntjes door naar de door ons opgezette ondervoedingsklinieken.
De teams gaan van dorp naar dorp, verblijven op iedere locatie een paar dagen en trekken dan weer verder. Ook Tapitha is opgenomen door onze specialisten van het sociaal en emotioneel leren programma, dat onderdeel uitmaakt van de mobiele teams. Ik ben zeer onder de indruk van hun werk en hun enorme doorzettingsvermogen om op die meest onbereikbare plekken te komen waar de nood het hoogst is.
Vooral wanneer ik Nyapuot ontmoet, een achttienjarig meisje dat door polio niet meer kan lopen. Ze zorgt voor haar dochtertje van een jaar oud. Alleen, omdat haar man mee vecht in de oorlog. “Ze is alles wat ik heb,” zegt ze zacht. “Toen ze maar bleef overgeven en diarree had, werd ik steeds banger.”
Nyapuot heeft geluk wanneer de mobiele teams in haar dorp neer strijken. “Ik zag ze vlakbij mijn huis. Met alles wat ik in mij had, trok ik mijzelf naar buiten, om hulp te halen voor mijn dochter.” Het blijkt kantje boord te zijn; het kindje heeft hoge koorts en is zó ondervoed, dat ze meteen door de teams wordt doorgestuurd naar de ondervoedingskliniek.
Haar dochter krijgt een maand lang plumpy’nut, een pindapasta, waarmee ze aan zal sterken. “Zonder hun hulp was mijn dochter overleden. Ik wil daar niet aan denken. We zijn hier een week en het gaat al zoveel beter,” zegt Nyapuot. “Ze lacht weer, en over een paar dagen mogen we weer naar huis.”