'Kijk nou dan!', zegt collega Patty perplex. We lopen langs de plek waar gister nog hard gewerkt werd aan onze nieuwe gezondheidspost, midden in het Balukhali vluchtelingenkamp. In een van de nieuwe, met bamboe overkapte delen van ons centrum in aanbouw, zit een klas schoolkinderen. Enthousiast schreeuwen ze de antwoorden op de vragen van hun onderwijzer. In de houten barak waar de kliniek zelf moet komen zit een dertigtal nieuw aangekomen vluchtelingen. Vooral vrouwen en kinderen die direct om ons heen komen staan. We stellen een paar simpele vragen, als 'waar komt u vandaan?' En 'waarom bent u hier?'. Even is het stil, de vluchtelingen kijken elkaar aan alsof ze snel overleggen wie zijn verhaal gaat vertellen. En dan barsten ze los.
'Wij zijn nog over', huilt de vrouw, 'mijn man en mijn andere kinderen zijn vermoord'
Een moeder duwt haar zoontje naar ons toe. Ik schat hem op een jaar of 8 of 9. Hij heeft een wond aan zijn hoofd, en ook op zijn beide armen zie ik grote blauwe plekken.
Een andere vrouw, klein en frêle, staat op en huilt met diepe uithalen. Het kost haar heel veel moeite te vertellen over de dood van haar man, ook voor haar ogen. Hij werd eerst gemarteld, en uiteindelijk vermoord. De vrouw werd gedwongen toe te kijken. Waar haar kinderen zijn weet ze niet. Totaal ontredderd zakt ze snikkend in elkaar.
Haar beurt om te praten wordt direct ingevuld door anderen. Een klein meisje raakte vorige week haar beide ouders kwijt. 'En deze ook', schreeuwt een man, terwijl hij een jonge jongen dwingt ons een hand te geven. Dan wijst de groep op een baby. De moeder beviel op de vlucht, in het bos, op de drassige grond. Eergisteren.
Zo gaat het door, verhaal na verhaal. Het ene nog gruwelijker dan het ander. Starre gezichten, strak vertrokken mondhoeken, dode ogen. Collega Patty, een arts, legt uit hoe belangrijk het is nú psychische zorg te organiseren. De Rohingya vluchtelingen zijn dusdanig zwaar getraumatiseerd dat het onmogelijk is dat zij voor zichzelf en hun kinderen kunnen zorgen.
Kinderen, ronddolend zonder hun ouders of met ouders die dusdanig getraumatiseerd zijn dat ze geen controle meer hebben, zijn makkelijke prooien en vormen een nieuwe lucratieve bron van inkomsten georganiseerde criminaliteit van Cox's Bazar. Ze worden daar verkocht aan de seksindustrie. Soms worden ze na een paar dagen dood teruggevonden, maar van de meeste verdwenen kinderen is niets meer gehoord.