Een opmerkelijk aantal kinderen loopt op krukken of zit in een rolstoel, velen missen een beentje of arm

Syrië, Al Hol, zondag 17 maart 2019

Met een militair konvooi van, waarschijnlijk, Amerikaanse special forces op onze achterbumper rijden we Al Hol binnen. De tenten in het kamp zijn hagelwit. Splinternieuw, net als de oranje watercontainers en de haastig uitgebreide compound van onze collega’s. We passeren groepjes vrouwen, zonder uitzondering van top tot teen in zwart gehuld. Vrijwel allemaal dragen ze ook lange zwarte handschoenen en gezichtsbedekking, en met regelmaat zijn zelfs de ogen bedekt. Het is mij een raadsel hoe deze spookachtige wezens zonder hun nek te breken door het kamp lopen.

De laatste tijd kwamen vrijwel geen mannen binnen. Soms een enkele hoogbejaarde of invalide. De vrouwen lijken fanatieker te zijn, luidkeels maken ze hun voorliefde voor de Islamitische Staat kenbaar. En in het kamp spreken zij de andere vrouwen aan op een slordig vastgemaakte hoofddoek, een ontbrekende gezichtssluier of een zichtbare fleurige jas onder de niqaab. Ook hulpverleners worden steeds vaker aangesproken op hun kledingstijl. Vooral de hulpverleners uit de regio zelf zijn doelwit van de kledingcode van de vrouwen van IS, de Westerse hulpverleners zijn toch reddeloos verloren.

Een opmerkelijk aantal kinderen loopt op krukken of zit in een rolstoel, velen missen een beentje of arm. Ook vandaag, tijdens ons bezoek, komt een nieuwe vrachtwagen vol kinderen en vrouwen met afschuwelijke oorlogswonden binnen. Zij worden doorgestuurd naar het ziekenhuis in Hasakeh, in het kamp is slechts basale medische zorg beschikbaar.

In onze kliniek wacht een vijftigtal vrouwen op hun beurt, elk met één of meer kinderen. Een derde van de vrouwen in het kamp is zwanger, schat een verpleegkunde, en een ander flink aantal is net bevallen. ‘Dat probleem is over 9 maanden opgelost’, grapt mijn collega hintend naar de ontbrekende mannen in Al Hol.

Ik ga een gesprekje aan met een paar vrouwen. Ongemakkelijk, als struise blonde ongesluierde Nederlandse. Op zijn best zie ik een paar ogen. Een vrouw vertelt over het verlies van een van haar kindjes, op haar arm ligt een jonge lusteloze baby. Met holle ogen staart het kind de wereld in. Vijf maanden oud, zegt de moeder. Ik zie een kind met het gewicht van een pasgeborene.

Ondervoeding is een ernstig probleem onder de recent aangekomen Al Holbewoners. In Baghuz, waar ze zonder uitzondering vandaan komen, was nauwelijks nog voedsel. De afgelopen 3 maanden stierven 108 kleine kinderen onderweg in de vrachtwagen of direct na aankomst in het kamp, aan ondervoeding, verwondingen en ontberingen.

Er is niet alleen een tekort aan medische zorg in Al Hol kamp, ook het gebrek aan tenten levert de hulpverleners grote kopzorgen op. Wekenlang sliepen nieuwkomers de eerste paar nachten buiten, onder de blote hemel, in de winterse kou van Oost-Syrië.

Een lokale hulpverleenster vertrouwt ons toe dat een paar luidruchtige conservatieve vrouwen in de wachtruimte van de kliniek na ons vertrek stennis gemaakt hadden. Praten met ongelovigen dóe je niet. Ook de ‘onfatsoenlijke’ kleding van onze lokale collega’s oogstte het gram van de dames. ‘Een paar extremistische schreeuwers tiranniseren de hele groep’, verzucht de jonge doktersassistente. Toen ik informeerde naar de kritiek van de dames vertelde zij schoorvoetend: ‘ze zeggen dat ze ons hoofd eraf zullen snijden als we ons niet volledig bedekken’. Even leg ik mijn hand op haar schouder, niet goed wetende wat te zeggen.

Als we het kamp uitrijden passeren we een groepje nieuwkomers. Een meisje in een roze truitje, modderig, met verwarde haren, trekt mijn aandacht. De blik in haar ogen vertelt meer dan willekeurig welk verschrikkelijk verhaal ik de afgelopen dagen hoorde. Die nacht houdt de angst op haar gezicht mij uit mijn slaap.

HELP DE SYRISCHE VLUCHTELINGEN

 ‘De humanitaire principes zijn duidelijk: wij moeten alle vluchtelingen helpen, wie het ook zijn, wat ze ook vinden. Help jij ook mee?